Dr. G. Ch. Aalders, Korte verklaring van de Heilige Schrift: Genesis, Vol 1, [1933], 220 Omtrent de wind, waarvan hier sprake is, bestaat bij verschillende uitleggers de voorstelling dat hier gedacht zou zijn aan de gloeiende Zuidenwind (de beruchte Sirocco), maar door sommigen van hen wordt daarop tegelijkertijd kritiek geoefend, b.v. dat dit een "kinderlijke" voorstelling zou zijn, of dat de schrijver er niet aan gedacht heeft, dat een geweldige wind die over een enorme watervlakte waait sterk met waterdamp wordt geladen en daarom zelf vochtig is. Wij zouden in het midden brengen, dat de tekst geen enkele aanleiding geeft om aan een bepaalde wind, in dit geval b.v. aan de Sirocco, te denken (waartegen men overigens ook nog het bezwaar zou kunnen opperen dat bij de zondvloed de oorzaken die een Sirocco doen ontstaan niet aanwezig waren). Er is alleen sprake van een wind. En als dan een andere moderne verklaarder vraagt: waarheen dan toch die wind het water kon drijven, dat immers de gehele aarde bedekte? Dan zij daarop ten antwoord gegeven, dat toch niemand zal betwisten dat een krachtige wind altoos de uitwerking heeft, dat verdamping van het water daardoor wordt bevorderd.
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En God [1]gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was; en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de wateren werden stil. 1. Menselijker wijze van God gesproken. God wordt gezegd te gedenken, als Hij na enig uitstel, of zijne weldaden bewijst, onder hfdst.19 vs.29; Ex.32:13; Neh.13:14,22; Job 14:13; Hos.9:9; Openb.18:5.